De Biesboschfederatie

Belangenbehartiging watersportverenigingen Biesbosch en regio

Geschiedenis

Het gebied

In de 70-er jaren van de voorbije eeuw groeide de pleziervaart min of meer explosief.

Welvaart en vrije tijd namen toe. Het aantal botenbezitters groeide navenant.

Watersporters, wonend tussen Dordt, Geertruidenberg,



Werkendam en Lage Zwaluwe voeren in weekenden en vakanties hoofdzakelijk in en rond de Brabantse en Hollandse Biesbosch.

Vanuit de Brabantse waterkant was er ongehinderde toegang tot de grote kreken van de Brabantse Biesbosch. Komend vanuit het westen en noorden had je met de sluizen langs de Merwede te maken.

De Nieuwe en Boven-Merwede vormen de fysieke grens tussen Zuid-Holland en Noord-Brabant.

 

Groei en beperking

Naast het toenemen van de waterrecreatie in de Biesbosch, groeide ook de aandacht voor de natuurwaarden. Niet alleen bij de natuurclubs, maar ook bij de overheden, zoals provincies, gemeenten en natuur-/recreatieschappen. Staatsbosbeheer volgde Domeinen op als terreinbeheerder.

Daarnaast deden zich nog een paar andere grootschalige ontwikkelingen voor.

Dat waren de aanleg van 3 grote spaarbekkens voor de drinkwatervoorziening én de 
afsluiting van het Haringvliet in 1970, met als gevolg het wegvallen van de getijbeweging in de Biesbosch.

Vooruitlopend daarop werden de Noord- en Oostwaard gevormd door een groot aantal kreken met dammen af te sluiten. Door dit alles werd ca. 50 kilometer vaarwater onbevaarbaar of onbereikbaar.

Maar daarmee hield het niet op.

Om natuurbelangen te dienen sloot Staatsbosbeheer ook nog eens een groot aantal kreken af en kondigde de natuur-/recreatieschappen vaarverboden en vaarbeperkingen af.

Samengevat dus: méér watersporters, minder vaarwater én een verminkte Biesbosch, zonder getij.

Geen wonder dat de Biesboschwatersporters gefrustreerd raakten.

 

Oprichting Federatie

Hier en daar begonnen de bootjesmensen, zoals ze vaak werden aangeduid, zich te roeren.

Watersportvereniging Werkendam nam het initiatief tot het bijeenroepen van een aantal Biesboschwatersportverenigingen. En zo gebeurde het dat afgevaardigden van meer dan een dozijn verenigingen in Gorinchem bij elkaar kwamen en op 9 april 1975 besloten in federatief verband weerstand te gaan bieden aan wat er in de Biesbosch aan de gang was. .

In 1981 werd aan de statuten Koninklijke Goedkeuring verleend. Daarmee kreeg de Federatie ook de status van rechtspersoon. Iets wat in het overleg met overheden van belang kon zijn.

 

Actiegroep

Van overleg met “de boosdoeners” was in dit stadium vooralsnog geen sprake. Men stelde zich vooral strijdbaar op en liet dat in luide bewoordingen op bijeenkomsten en in boze brieven duidelijk blijken.

De kritiek richtte zich in eerste instantie vooral op het Natuur- en Recreatieschap Brabantse Biesbosch.

De Vaarverordening van dat schap bevatte nogal wat beperkende maatregelen voor de waterrecreatie.

Die riepen bij veel Biesboschvaarders verzet op. Ook het optreden van de handhavers riep weerstand op. Dat verzet uitte zich in het verwijderen van verbods- en gebodsborden. Maar ook in het weer openmaken van door drijvers afgesloten kreken en sloten. Ook verbaal weerde men zich geducht. Kortom, de Biesboschfederatie ontwikkelde zich tot een regelrechte actiegroep waarbij zich intussen 35 watersportverenigingen hadden aangesloten.

 

Dat alles kreeg een nieuwe impuls toen de rijksoverheid van de Biesbosch een Nationaal Park wilde maken. In de aanloop daartoe werden informatieavonden belegd, waarop watersportverenigingen, aangesloten bij de Federatie, zich geducht roerden en aangaven genoeg te hebben van alle overheidsplannen met de Biesbosch.

 

Overlegmodel

Maar in midden jaren ’80 waren de verhoudingen intussen wat genormaliseerd. Het conflictmodel had zijn tijd gehad, al had het wel gewerkt.

Maar ook bij de zo verketterde recreatieschappen bleken de luiken verder open te kunnen dan het Federatiebestuur had verwacht. Dat leidde ertoe dat in eerste instantie alle vergaderingen van de hoofdbesturen konden worden bijgewoond. Vervolgens werd het recht van inspraak ingevoerd.

En uiteindelijk werden er gebruikersraden ingesteld. Hetzelfde deed zich voor bij het tot stand komen van het Nationaal Park De Biesbosch enkele jaren later.

Het Federatiebestuur was er als de kippen bij om daarin met 1 of  2 personen zitting te krijgen. En dat had positieve effecten. Voor zakelijke inbreng bleken bestuurders en ambtenaren toch wel open te staan. Bovendien slaagde het Federatiebestuur er in om het compensatiebeginsel te introduceren.

Dat had betrekking op wat in het verleden verloren was gegaan voor de waterrecreatie als ook voor nieuwe aanslagen.

Ook wethouders, burgemeesters, gedeputeerden en zelfs staatssecretarissen werden zonodig benaderd.

Dit overleg was vaak een kwestie van lange adem en veel geduld. Snelle resultaten werden zelden geboekt. Maar de aanhouder won ook wel eens.

 

Nieuwe ontwikkelingen

Richtte de Federatie zich in het verleden vooral op het voorkómen van inperkingen van de vaarmogelijkheden, na de omslag ging het vooral om het bijsturen van overheidsplannen en het realiseren van recreatieve voorzieningen. Dat betrof aanlegplaatsen en afmeervoorzieningen, zowel in de Hollandse als de Brabantse Biesbosch. Zelfs een kreek werd na enig aandringen uitgebaggerd.

Alle locaties hier noemen zou te ver voeren. Maar nog wel vermeld mag worden dat het geld dat er ingestoken werd, afkomstig was van de recreatieschappen, het Nationaal Park, Staatsbosbeheer, soms van een gemeente en, in natura, van Rijkswaterstaat.

 

Echter, ook de onderwerpen waaraan het Federatiebestuur aandacht had te besteden veranderden.

En in de loop van de tijd werden er dat steeds meer en stapelde het werk zich op.

Het begon, zoals eerder gemeld, met het in 1985 instellen van de Biesbosch als Nationaal Parkin oprichting. De Biesbosch werd gekarakteriseerd als een waardevol natuurgebied in ontwikkeling enz. enz. Een ongestoorde verdere ontwikkeling moest mogelijk worden gemaakt. Maar óók werd gesteld dat geen afbreuk gedaan mocht worden aan de belangrijke recreatieve functie voor de watersport van het gebied.

Nog net in 1991 werd het eerste Beheer- en Inrichtingsplan van het NatPark vastgesteld en door de Staatssecretaris in 1993 goedgekeurd. En daarmee was het NatPark definitief ingesteld.

Het BIP heeft een levensduur van 10 jaar en dus werd in 2001 alweer begonnen met de aanloop naar een herziening. Dit tweede BIP werd vastgesteld in 2003 en het zal dus binnen een paar jaar alweer worden herzien.

De Federatie heeft gedurende het opstellen van de plannen deel uit gemaakt van de gebruikelijke Klankbordgroepen en participeerde ook in een aparte werkgroep Zonering. Grote successen vielen niet te melden. Grote, negatieve, ingrepen in de vaarmogelijkheden zijn voorkomen. Maar het gevaar is nooit geweken.

 

 

Maar het ontbrak het NatPark aan de status en bevoegdheden van een overheidsorgaan. Daarin verandering brengen zou alleen lukken als andere overheidsorganen bereid waren bevoegdheden af te staan. De stukken op het bestuurlijke schaakbord kwamen in beweging.

Beducht voor de negatieve gevolgen voor het NatPark van de recreatiestromen over land en over water, hadden het NatPark en Staatsbosbeheer dringend behoefte aan een nieuwe visie. Die werd met behulp van een extern bureau ontwikkeld en gepresenteerd onder de naam Beleidsvisie Recreatie&Toerisme met als motto Ondergedompeld in de Biesbosch.

Na een bestuurlijk afstemming- en goedkeuringsproces werd die visie een Beleidsplan, dat ook als katalysator kon fungeren voor het bestuurlijk opschalen van het NatPark tot Parkschap.

Tijdens dat proces heeft het bestuur van de Biesboschfederatie schriftelijk en mondeling, gevraagd en ongevraagd, commentaar geleverd en protest aangetekend. Dat betrof vooral de opvatting dat toekomstige vaarmogelijkheden in de ontpolderde Noordwaard, zouden kunnen worden uitgeruild tegen vaarverboden in het zuidelijk deel van de Brabantse Biesbosch. Ook zijn er plannen voor het aanwijzen van vaste overnachtinglocaties. Eind 2008 is het Beleidsplan vastgesteld.

En per 1 januari 2011 bestáát het Parkschap.

De aanleg van de Aakvlaai is uiteindelijk voor de waterrecreatie wél een succesverhaal geworden.

De beslissing daartoe nam het Recreatieschap Nationaal Park de Biesbosch in 1975 bij de vaststelling van het Basisplan voor de openluchtrecreatie in de Biesbosch. Het Aakvlaaigebied werd daarin genoemd als 1 van de 3 aan te leggen “macrozeven”. Het gebied moest een Biesbosch karakter krijgen en daardoor waterrecreanten vasthouden aan de rand van de Biesbosch. Er kon snel aan worden begonnen, want er was een convenant over goedkeuringen en financiering.

Maar toch ging het mis. De gemeente Dussen maakte moeilijkheden over het bestemmingsplan.

Toen dat er eindelijk toch was, was er één bezwaarmaker die er voor zorgde dat de bestemmingsplanprocedure 4 keer moest worden overgedaan. En telkens kwam de Raad van State er aan te pas, uiteindelijk met een positieve beslissing.

Intussen geloofde geen watersporter nog dat de Aakvlaai er óóit zou komen.

Het duurde tot juni 1999 voordat er eindelijk gestart kon worden met de aanleg van de Aakvlaai.

Omdat er sprake was van ontpoldering moest ook de hoofdwaterkering worden verlegd. De grond daarvoor werd gewonnen bij het graven van het krekenstelsel, waarin later de watersporters zouden varen. Ook waren intussen de oevers versterkt en de steigers aangelegd. Toen die klus was geklaard, werd in 2001 de oude dijk doorgestoken en kon er in de Aakvlaai eindelijk worden gevaren.

 

In die tussenliggende periode is er eindeloos “gesteggeld” tussen Recreatieschap, Staatsbosbeheer en de Federatie over het feit of de Aakvlaai nu compensatie vormde voor wat in de ’70-jaren aan vaarwater verloren was gegaan, óf voor wat er in de toekomst nog zou worden afgepakt. Dat gevaar is nog steeds niet geweken.

In diezelfde periode dienden zich nog meer zaken aan. Door heel de Biesbosch waren  natuurontwikkelingsprojecten gepland. In het Hollandse deel van de Biesbosch ging het om de landbouwpolders in de Sliedrechtse en Dordtse Biesbosch. In de Brabantse Biesbosch betrof het een stuk van de Noordwaard. Daar behoorde ook de Zuiderklip bij, die overigens sinds jaar en dag al gereserveerd was voor het 4e spaarbekken.

Vooral bij projecten waar ook waterberging en –afvoer een rol spelen, werden flinke geulen toegepast, die best geschikt zouden zijn voor bepaalde vormen van watersport. Maar daarover viel niet te praten en daar heeft het Federatiebestuur dan verder ook bewust van afgezien.

Even dreigde het 4e spaarbekken nog te verhuizen naar de polder Jannezand.

 

Het Waterwinningbedrijf bleek van zins het zand, dat daarvoor verwijderd moest worden, over water af te voeren. Dat zou gaan betekenen dat gedurende 10 à 15 jaar, 6 tot 8 zandschepen per uur, door het Middelste Gat van het Zand zouden gaan varen.

Met steun van het Watersportverbond werd een nautisch deskundige geraadpleegd. Die vond de aanpak onverantwoord. Het Federatiebestuur stond op het punt de stormvlag te hijsen. Maar dat kwam er niet van. Het plan werd, om andere redenen, gelukkig afgeblazen.

 

De Biesbosch was, is en blijft een gebied dat mensen aantrekt. Iedereen beschouwt dan na verloop van tijd alsof het van hemzelf is. En toch moet hij iedere keer weer een stapje opzij doen.

Visser, griendwerker, boer, natuurbeschermer, watersporter, ze hebben dat in de loop van de tijd allemaal ervaren.

In 2002 kwam daar een projectleider van Ruimte voor de Rivier bij, een vertegenwoordiger van Rijkswaterstaat, maar van een onbekende categorie. Hij zocht en vond, wonder boven wonder, na een jaartje stoeien met boeren, burgers en bestuurders, in zogenaamde ontwerpsessies ruimte voor zijn plannen.

De Noordwaard, net als de Overdiepsepolder, inzetten voor Ruimte voor de Rivier, vond voldoende draagvlak bij boeren en bewoners van het gebied. Maar men eiste wel voortvarendheid, omdat agrariërs én bewoners snel wilden weten wat de gevolgen zouden zijn voor hun bedrijven en woningen.

De Noordwaard werd daarom in 2005 al aangewezen als Koploperproject.

In de 2 jaar die volgden werden de plannen verder uitgewerkt tot de zg. Ontwerpvisie. De vraag hoe de Noordwaard van de toekomst er moest gaan uitzien werd vooral door de streek bepaald.

Ook in dit ontwerpproces heeft het Federatie een aandeel gehad.

Het ligt voor de hand dat de Biesboschfederatie zich richtte op toekomstige vaarmogelijkheden. Frappant was, dat de wateropgave een vrijwel onbewoond middendeel van het gebied opleverde, terwijl er dan links en rechts nog ruimte is voor polders met landbouw en bewoning.

De wensen op het gebied van natuur, cultuurhistorie en recreatie vonden een gezamenlijke noemer bij herstel van de vroegere structuur van polders en kreken. Als oriëntatiepunt is door de ontwerpers de toestand van 1910 aangehouden.

Voor de watersport leverde dit model ca. 40 kilometer vaarwater op.

Maar helaas wel met beperkte doorvaarthoogte vanwege het grote aantal vaste bruggen. Die zijn nodig voor het bereiken van de vele grote en kleine polders die de aanblik van de toekomstige Noordwaard zullen bepalen. De Biesboschfederatie was en is nog steeds vertegenwoordigd in de Klankbordgroep.

In maart 2007 stemde de Raad van Werkendam in met de Ontwerpvisie.

 
Deze kaart toont het ZW deel van het werkgebied van de Biesboschfederatie
Foto 1954

secretaris@biesboschfederatie.com